Het Nederlandse spaaroverschot is volgens onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) mede te danken aan een substantiële bijdrage van kleinere bedrijven.
Niet-financiële bedrijven
De afgelopen jaren is het spaaroverschot sterk toegenomen. In 2018 werd een record van 10,9% van het bruto binnenlands product (bbp) geboekt, ruim boven de grens van 6% die de Europese Commissie hanteert in het zogeheten macro-economisch scoreboard. Het zijn vooral niet-financiële bedrijven die hieraan de grootste bijdrage leveren. Veelal wordt dit toegeschreven aan het spaargedrag van Nederlandse multinationals. Terwijl het spaaroverschot van het grootbedrijf echter sterk wisselt, vertoont dit bij het midden- en kleinbedrijf juist een stabiel, licht oplopend beloop.
Een derde
Uit het onderzoek blijkt dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) verantwoordelijk is voor ruim een derde van het spaaroverschot van niet-financiële bedrijven over de gehele beschouwde periode (2001-2017). Eerdere studies hadden vooral aandacht voor de rol van het grootbedrijf. Hiertoe behoren bedrijven met ten minste 250 werkzame personen of een balanstotaal van meer dan 43 miljoen euro. Vooral sinds 2014 heeft het mkb een hoger spaaroverschot dan de grotere ondernemingen, die gemiddeld in die jaren zelfs een aanzienlijk spaartekort kenden.
Het inzicht dat het spaaroverschot niet enkel gelokaliseerd is bij de grote bedrijven, maar ook bij het mkb, is van belang voor de interpretatie van het Nederlandse spaaroverschot en daarmee voor beleidsmatige gevolgtrekkingen.